Apotheek Bulterman en de Groot

Medische Encyclopedie

Inhoud

cytarabine

Cytarabine is een kankerremmende stof (cytostaticum).

Artsen schrijven cytarabine voor bij bepaalde vormen van leukemie (kanker in bloed en beenmerg), lymfeklierkanker en kanker van de hersenvliezen.

Wat doet cytarabine en waarbij gebruik ik het?

Kanker

Kanker is een verzamelnaam voor meer dan honderd verschillende aandoeningen, waarbij lichaamscellen zich ongeremd vermenigvuldigen. Het gevolg is tumoren (gezwellen) of afwijkingen in bloed en lymfebanen. Het is een ernstige ziekte die slecht kan aflopen als men er niets aan doet.

Dankzij nieuw onderzoek is tegenwoordig goede behandeling voor veel soorten kanker mogelijk.

Artsen schrijven cytarabine voor bij verschillende vormen van leukemie. Deze verschillen van elkaar in welk type bloedcellen er veel te snel gaan delen. Het beenmerg bevat dan veel onrijpe cellen, die de aanmaak van gezonde bloedcellen verstoren. De vormen van leukemie zijn:

  • acute myeloïde leukemie (AML).
  • acute lymfatische leukemie (ALL).
  • chronische myeloïde leukemie (CML).

Verder schrijven ze cytarabine voor bij:

  • Lymfeklierkanker, een kanker in het lymfestelsel. Het lymfestelsel bestaat uit de lymfeklieren, de milt, amandelen, het beenmerg en de zwezerik (thymus). Een voorbeeld van lymfeklierkanker is het non-Hodgkin lymfoom. Hiertoe behoort ook het Burkitt-lymfoom, een vorm van non-Hodgkin-lymfoom.
  • Kanker van de hersenvliezen en de hersenen, meestal ontstaat dit door uitzaaiing van andere soorten kanker. Hierbij wordt vaak de injectie of infuus in het ruggenmerg gebruikt.

Oorzaak
In elke cel zit DNA. DNA bevat de erfelijke eigenschappen van ons lichaam, zoals de bloedgroep en de kleur van de ogen. Door het DNA weten cellen wat ze moeten doen. Bijvoorbeeld ook hoe snel ze zich moeten delen.
Bij een celdeling ontstaan uit één cel 2 dochtercellen, met exact hetzelfde DNA als de moedercel. Als het stukje DNA dat de celdeling bestuurt beschadigd raakt, kan de cel zich sneller gaan delen. De nieuwe cellen bevatten dezelfde beschadiging in het DNA als de moedercel. Daardoor gaan ook deze cellen zich veel te snel delen, met kanker tot gevolg.

Hoe de beschadiging in het DNA ontstaat, is vaak onbekend. Het lijkt soms te komen door chemische stoffen als teer in tabaksrook, of door asbest, alcohol, te veel of te vet voedsel, straling of door een erfelijke aanleg.

Verschijnselen
Kanker is een verraderlijke ziekte. Elke kankersoort veroorzaakt weer andere klachten. In het beginstadium zijn er vaak helemaal geen verschijnselen. Sommige klachten komen bij vrijwel alle kankersoorten voor, zoals erge vermoeidheid, gebrek aan eetlust en sterke vermagering (bijvoorbeeld meer dan 3 kilo per maand). Andere verschijnselen kunnen zijn:

  • Bij chronische myeloïde leukemie (CML) is in eerste instantie alleen de milt vergroot. Na verloop van jaren kunnen er ook klachten van extreme moeheid, bloedingen en pijn boven in de buik ontstaan.
  • Bij acute lymfatische leukemie (ALL) en acute myeloïde leukemie (AML) krijgt u in korte tijd last van extreme moeheid, bloedingen (bloedneuzen, tandvleesbloedingen, blauwe plekken), gezwollen lymfeklieren (in hals, oksels en liezen) en meer infecties.
  • Bij lymfeklierkanker kunt u merken aan zwellingen in hals, oksels en liezen, koorts en nachtelijk zweten.
  • Bij kanker van de hersenvliezen kunt u last krijgen van hoofdpijn, herseninfarct (beroerte), uitval van zenuwen en aanvallen van epilepsie.

Behandeling
De behandeling hangt af van het soort kanker, het stadium van de ziekte en de omstandigheden van de patiënt.
Er zijn verschillende soorten cytostaticakuren, met lage of hoge dosis cytarabine, eventueel gecombineerd met andere middelen. Soms wordt in het begin van de behandeling even een hoge dosis gegeven, met daarna een onderhoudsbehandeling.

Werking
Cytarabine bindt zich aan het DNA in de cellen. De cellen kunnen zich hierdoor niet meer delen. De kanker wordt zo tot staan gebracht.

Lees meer over kanker . “

Wat zijn mogelijke bijwerkingen?

Dit medicijn heeft een krachtig werking op de celdeling, niet alleen van kankercellen, maar ook van gezonde lichaamscellen. Hierdoor kunnen bijwerkingen ontstaan, bijvoorbeeld op plaatsen waar de cellen zich van nature snel delen. Dit zijn de slijmvliezen van mond, maag en darmen, de huid, de haren en het bloed.

Door de lijst van bijwerkingen kan het lijken dat het middel erger is dan de kwaal. Maar de bijwerkingen komen lang niet bij iedereen in dezelfde mate voor. Bovendien gaan de meeste bijwerkingen na de chemokuur geleidelijk over.

Dit medicijn kan via een injectie of infuus in een bloedvat worden toegediend en als infuus in het ruggenmerg. In dit laatste geval komt het medicijn bijna niet in de bloedbaan terecht. Hierdoor zijn er minder bijwerkingen op maag en darmen of het bloed, maar zijn er meer bijwerkingen op het zenuwstelsel.

Soms voorkomende bijwerkingen, 6 tot 12 uur na toediening van het infuus of injectie in een bloedvat. 

Zelden voorkomende bijwerkingen, bij infuus of injectie in een bloedvat of onder de huid.

Zeer zelden voorkomende bijwerkingen, bij infuus of injectie in bloedvat. 

Soms (bij 10 tot 30 op de 100 mensen)

  • Overgevoeligheid voor dit medicijn. U merkt dat aan koorts, spierpijn, pijn in botten, af en toe pijn op de borst, misselijkheid, huiduitslag en geïrriteerde ogen.

    Raadpleeg dan uw arts.
    Zeer zelden kunt u duizelig worden en flauwvallen. Verder kunt u zwellingen krijgen van de mond, keel of tong. U kunt hierbij erg benauwd worden. Waarschuw dan direct een arts of ga naar de Eerste-hulpdienst.
    Als u overgevoelig bent en toch dit medicijn moet gebruiken, zal de arts u een medicijn tegen allergie geven, zoals een bijnierschorshormoon. Bij volgende kuren kunt u het bijnierschorshormoon van tevoren krijgen, zodat de overgevoeligheid niet optreedt.

Zelden (bij 1 tot 10 op de 100 mensen)

  • Pijn of ontsteking op de plaats van injectie.

    Zeer zelden bloeduitstorting of bloeding op de plaats van injectie.

  • Minder rode en witte bloedcellen. Neem bij de volgende verschijnselen contact op met uw arts: onverklaarbare koorts of keelpijn, koude rillingen, hoesten, benauwdheid, blaasjes in de mond en keel, pijn bij het plassen en extreme vermoeidheid.

    Door deze bijwerking kunnen bloedarmoede en infecties ontstaan. De infecties zijn bijvoorbeeld griep, verkoudheid, keelontsteking, longontsteking, blaasontsteking, schimmelinfecties of huidinfecties, zoals steenpuisten. Soms is het nodig de dosering te verlagen of de volgende toediening uit te stellen. De arts zal uw bloed tijdens de behandeling regelmatig laten controleren.

  • Minder bloedplaatjes. Hierdoor kunnen bloedingen ontstaan. U merkt dat aan bloedneuzen, onverklaarbare blauwe plekken, bloed in de urine of het ophoesten van bloed.

    Raadpleeg dan een arts.

  • Maagdarmklachten, zoals misselijkheid, braken, diarree, buikpijn, maagpijn, brandend maagzuur en slokdarmontsteking.

    Deze bijwerkingen ontstaan door ontsteking van de slijmvliezen van slokdarm, maag en darmen. Om maagpijn, slokdarmontsteking en brandend maagzuur te bestrijden, kan de arts een maagbeschermend medicijn voorschrijven.
    Bij misselijkheid schrijft de arts een antibraakmiddel voor. Soms helpt het om vaker te eten, maar dan kleine beetjes. Blijft u misselijk of moet u vaker dan 1 keer per dag braken? Overleg dan met uw arts.
    Bij een aantal mensen ontstaat ernstige diarree. Zorg dat u extra drinkt als u diarree heeft en moet overgeven.
    Neem contact op met uw arts als u behalve uw normale ontlastingpatroon 4 keer of vaker per dag dunne ontlasting heeft of als u ook 's nachts diarree heeft.

  • Pijnlijke mond, tong, keel en anus. Ook moeite met slikken.

    Deze bijwerkingen ontstaan door ontsteking van de slijmvliezen van mond, keel en anus. Soms ontstaat een vuurrode kleur van de slijmvliezen. Eten en drinken kunnen hierdoor pijnlijk zijn. In veel gevallen helpt het om op ijsblokjes te zuigen, tijdens en direct na de chemotherapie.
    Ingrepen aan uw gebit of in uw mond kunnen de klachten verergeren. Daarom is het verstandig vóór u aan de chemokuur begint, uw tandarts uw gebit te laten controleren en eventueel behandelen. Verzorg uw gebit extra goed door een aantal maal per dag te poetsen met een zachte tandenborstel. Ook kunt u spoelen met een desinfecterende mondspoeling.

  • Huiduitslag, zoals bultjes, rode huid, galbulten, ontsteking van de kleine bloedvaatjes in de huid.

    Zelden ontstaat jeuk of wondjes op de huid. Dit verdwijnt weer na stoppen van de behandeling. Zeer zelden ontstaat huidverkleuring (pigmentvlekken).

  • Het hand-voet-syndroom. Hierbij raken uw handen en voeten rood en opgezwollen met pijn, branderig gevoel, kloven, blaren, eelt of vervellen.

      Waarschuw uw arts als u deze verschijnselen krijgt.

      Tips om deze klachten te voorkomen: gebruik een vochtinbrengende crème op uw handen en voeten. Breng de crème voorzichtig op. Wrijf hem niet in, want dan krijgt u sneller last van blaren. Draag schoenen die goed passen en niet knellen. Soms helpt het als u eelt laat verwijderen. Laat dat doen door een gespecialiseerde pedicure. Overleg dit met uw arts.

    • Haaruitval. Niet alleen van hoofdhaar, maar ook van wenkbrauwen, wimpers, oksel- en schaamhaar.

      Na de behandeling zal het haar na ongeveer een maand weer gaan groeien.

    • Zenuwbeschadiging, vooral na behandeling met hoge dosis. Dit merkt u aan sufheid, moeite met spreken, duizeligheid, hoofdpijn, draaierig gevoel of verwardheid. Ook kunt u last krijgen van een doof, tintelend of branderig gevoel of pijn in armen of benen, trillende handen, moeite met bewegen, een verminderd bewustzijn en coördinatieproblemen.

      Deze verschijnselen verdwijnen weer na afloop van de behandeling.

    • Gewrichtspijn

    • Oogontsteking. U merkt dat aan een branderig gevoel, tranen, wazig zien, moeilijk in het licht kunnen zien.

      Deze bijwerking gaat vanzelf over na stoppen van de behandeling. De arts kan u oogdruppels voorschrijven om deze bijwerking te verminderen.

    • Minder eetlust

    • Verminderde werking van de nieren. U merkt dat aan donkere urine, of niet meer kunnen plassen.

      Waarschuw dan een arts.

    Zeer zelden (bij minder dan 1 op de 100 mensen)

    • Hoofdpijn, keelpijn.

    • Benauwdheid, luchtweginfectie en andere longaandoeningen.

      Waarschuw bij benauwdheid uw arts.

    • Sepsis. Dit is een hevige reactie van het lichaam op een infectie met bacteriën, virussen of schimmels. U merkt het aan koorts of juist een te lage temperatuur, snelle ademhaling en snelle hartslag.

      Waarschuw dan direct een arts.

    • Hartaandoeningen, zoals pijn op de borst bij inspanning, hartritmestoornissen en hartfalen. Raadpleeg uw arts als u vocht vasthoudt (dikke enkels), hartkloppingen heeft of pijn op de borst krijgt.

    • Leveraandoening. Waarschuw uw arts bij pijn in de bovenbuik en bij een gele kleur van huid en oogwit.

      Uw arts zal de werking van uw lever regelmatig controleren.

    • Beschadiging van spieren, spierkrampen. Neem bij onverklaarbare spierpijn en donkere urine contact op met uw arts.
      Waarschuw ook uw arts bij koorts en uitdroging (te merken aan dorst, slaperigheid een snelle hartslag en niet of weinig plassen).

      In zeer zeldzame gevallen kan dit medicijn de spieren aantasten, waardoor ook een nieraandoening kan ontstaan. 

    • Bij vrouwen: onvruchtbaarheid of verminderde vruchtbaarheid. De menstruatie kan uitblijven, langer duren of er kunnen tussentijdse bloedingen optreden.

      Cytarabine kan de geslachtshormonen beïnvloeden. Hierdoor raakt de menstruatie verstoord of begint de overgang eerder.

    • Bij mannen: onvruchtbaarheid of verminderde vruchtbaarheid. 

      Bij sommige mannen kan de vorming van zaadcellen stoppen, waardoor zij onvruchtbaar worden. Bespreek met uw arts de mogelijkheid om zaadcellen te laten invriezen voor u met de behandeling start.

    • Meer kans op andere vormen van kanker.

      Cytarabine kan het DNA in de cellen aantasten, waardoor (in zeldzame gevallen) juist kanker kan ontstaan. Uw arts zal samen met u de voordelen van het gebruik afwegen tegen het risico.

    Bij een infuus in het ruggenmerg

    Zelden (bij 1 tot 10 op de 100 mensen)

    • Beschadiging van de zenuwen. Er is een kans dat dit leidt tot verlammingen, blindheid, aanvallen van epilepsie.

      Neem meteen contact op met uw arts bij deze verschijnselen, of als u merkt dat u minder goed gaat zien.

    Uitleg frequenties

    Regelmatig : bij meer dan 30 op de 100 mensen
    Soms : bij 10 tot 30 op de 100 mensen
    Zelden : bij 1 tot 10 op de 100 mensen
    Zeer zelden : bij minder dan 1 op de 100 mensen

    Mag ik cytarabine gebruiken met andere medicijnen?

    Dit middel heeft wisselwerkingen met andere medicijnen. In de tekst hieronder staan alleen de werkzame stoffen van deze medicijnen en niet de merknamen. Of uw medicijn een van die werkzame stoffen bevat, kunt u nagaan in uw bijsluiter onder het kopje 'Samenstelling'.

    De medicijnen waarmee de belangrijkste wisselwerkingen optreden, zijn de volgende.

    • Vaccins. Overleg met uw arts als u gevaccineerd gaat worden. Bepaalde vaccins mag u niet gebruiken. Cytarabine vermindert de werkzaamheid van deze vaccins en verhoogt de kans op bijwerkingen ervan. Dit betreft onder andere bof-mazelen-rodehondvaccin (BMR), gelekoortsvaccin, rotavirusvaccin en BCG-vaccin.
      Bij andere vaccins moet u soms een extra vaccinatie krijgen of moet uw bloed onderzocht om te kijken of het vaccin goed heeft gewerkt. Dit betreft onder andere griepvaccin, tetanusvaccin en vaccin tegen baarmoederhalskanker.
    • De medicijnen tegen epilepsie carbamazepine en valproïnezuur. Cytarabine kan de werking van deze medicijnen beïnvloeden. Uw arts zal de hoeveelheid in het bloed van deze epilepsiemedicijnen extra controleren.
    • De antistollingsmedicijnen acenocoumarol en fenprocoumon. Cytarabine kan de werking hiervan beïnvloeden. Meld de trombosedienst als u begint met cytarabine, als de dosering verandert en als u stopt met cytarabine.

    Twijfelt u eraan of een van de bovenstaande wisselwerkingen voor u van belang is? Neem dan contact op met uw apotheker of arts.

    Het is belangrijk dat uw arts weet welke medicijnen u nog meer gebruikt. Neem daarom uw medicatieoverzicht mee als u naar het ziekenhuis gaat. Dit is een overzicht waarop staat welke medicijnen u gebruikt. Er staat ook andere belangrijke informatie op. Bijvoorbeeld of u allergisch bent voor bepaalde medicijnen. U kunt dit overzicht bij uw eigen apotheek opvragen. Krijgt u in het ziekenhuis nieuwe medicijnen, of verandert er iets aan uw medicijngebruik? Geef dit dan ook weer door aan uw eigen apotheek. Dan blijft uw medicatieoverzicht actueel.

    Kan ik met dit medicijn autorijden, alcohol drinken en alles eten of drinken?

    autorijden?
    Heeft u last van sufheid of een draaierig gevoel? Dan kan dit uw rijvaardigheid beïnvloeden. Rijd geen auto zolang u hier last van heeft.

    alcohol drinken?
    Alcohol irriteert de slijmvliezen van maag en darmen. Het vergroot daardoor de kans op bijwerkingen op uw maag en de darmen. Gebruik daarom liever geen alcohol tijdens de chemokuur en zolang u last heeft van uw maag en darmen.

    alles eten?
    U kunt alles eten wat uw maag verdraagt. Bepaalde soorten voedsel zijn echter af te raden als u last heeft van uw maag.

    Op deze site kunt u onder 'Klachten & Ziektes', 'Maagklachten' adviezen vinden voor mensen met maagklachten.

    Mag ik dit medicijn gebruiken als ik zwanger ben, wil worden of borstvoeding geef?

    Zwangerschap
    Gebruik dit medicijn NIET als u zwanger bent of wilt worden. Er is een grote kans dat het medicijn aangeboren afwijkingen bij het kind veroorzaakt. Tijdens de chemokuur en tot 6 maanden daarna mag u niet zwanger worden. Bespreek met uw arts een betrouwbare anticonceptiemethode.

    Borstvoeding
    Geef GEEN borstvoeding als u dit medicijn gebruikt. Het is niet bekend of dit medicijn in de moedermelk komt. Als dit gebeurt, kan het ernstige bijwerkingen bij het kind veroorzaken.

    Hoe gebruik ik dit medicijn?

    Dit medicijn wordt in het ziekenhuis toegediend.

    Hoe?
    Het medicijn kan op verschillende manieren worden toegediend: per injectie in een bloedvat of onder de huid, per infuus in een bloedvat en bij sommige soorten kanker in de hersenen of hersenvliezen via een infuus in het ruggenmerg.

    Wanneer?
    Per soort kanker is er een ander type behandeling met een ander toedienschema. Uw arts bepaalt dit voor iedere individuele patiënt afzonderlijk.

    Hoelang?
    Het is afhankelijk van de soort cytostaticum-kuur hoe vaak u de injecties of infusen krijgt toegediend. Meestal is dit 5 tot 10 dagen achter elkaar, waarna een pauze volgt van een of meer weken. Als onderhoudsbehandeling wordt het ook wel 1 tot 2 keer per week gegeven.

    Een infuus in het ruggenmerg, kan 1 keer per dag tot 1 keer per 14 dagen worden toegediend. Als onderhoudsbehandeling ook wel 1 keer per 4 weken.

    Wat te doen met urine, ontlasting, bloed, wondvocht of braaksel?
    Voorkom dat uw directe omgeving, zoals huisgenoten, in aanraking komt met uw lichaamsvloeistoffen. U mag elkaar wel aanraken, zoals bij knuffelen en zoenen. Het gaat alleen om maatregelen in verband met urine, ontlasting, bloed, wondvocht of braaksel, omdat het medicijn hierin aanwezig is. De mensen die u verzorgen zullen bij uw verzorging altijd wegwerphandschoenen dragen.

    Bij toediening als infuus of injectie in bloedvat
    Neem tijdens de behandeling en tot 2 dagen na het laatste infuus de volgende maatregelen.

    • Was uw handen na elk toiletbezoek. Mannen kunnen het best zittend plassen, om spatten te voorkomen.
    • Spoel na gebruik van het toilet 2 keer achter elkaar door, met het wc-deksel dicht. Zo voorkomt u spatten. Maak het toilet elke dag schoon.
    • Komt u in contact met lichaamsvloeistoffen, bijvoorbeeld bij schoonmaken? Gebruik dan wegwerphandschoenen.
    • Zit er urine, ontlasting, bloed of braaksel of uw kleding of beddengoed? Doe ze dan meteen in de wasmachine. Was ze niet samen met ander wasgoed. Kunt u ze niet meteen wassen? Bewaar ze dan in een afgesloten plastic zak.
    • U kunt resten van urine, ontlasting en braaksel opruimen met een wegwerpmatje of keukenpapier. Gooi ze daarna weg in een dubbele afvalzak. Maak de plek daarna eventueel schoon met een sopje. Spoel het sopje door het toilet.
    • Bloed en wondvocht kunnen resten van het medicijn bevatten. Doe daarom verband, gaasjes en ander wegwerpmateriaal in een dubbele afvalzak.
    • Ook sperma en vaginale uitscheiding kunnen resten van dit medicijn bevatten. Gebruik een condoom en/of een beflapje. Deze kunt u weggooien in een dubbele afvalzak.
    • Wilt u meer weten? Bekijk dan de adviezen op kanker.nl.
    Terug naar overzicht